De Noordewind

For mezzo-soprano, choir and 2 accordions
De Noordewind was written on the occasion of the Kurt Thomas Course Utrecht 2012, commissioned by Stichting Kunstfactor and the Kurt Thomas Course.
Published by Donemus
De Noordewind is based on the poem De Noordewind by the Dutch poet Frederik van Eeden.

De Noordewind

De wind waait hoog en kent de mensen niet

 

Hoog wil ik stijgen met de Noordewind,

boven ’t gerucht der stemmen - boven ’t licht

der volle straten. Weg! het warm gewoel

de weke druk van mensen om mij heen!

 

Ik wil eens vrij zijn, eens oneindig vrij,

dat er geen liefde en lachen om mij is,

geen zoete stem, geen blik van vrienden-ogen,

geen weekheid en geen weemoed en geen lust.

 

’k Wil eenzaam stijgen in de Noordewind,

die in de kille nacht gestadig waait

groot en onwetend.

Stijgend wil ik neerzien

met koude blik en onbewogen mond

op wat voor eeuwig wegzinkt onder mij.

 

En als de passies, die ’k heb liefgehad,

zich aan mijn kleedren hechten en ’t gelaat

met schreien heffen en mij angstig vragen,

hen niet alleen te laten in de nacht...

 

dan zal ik zwijgend hun gekromde handen

losmaken van mijn kleed, -en als zij vallen

zal ik niet sidd’ren bij de doffe slag...

 

maar zingend rijzen in de koude nacht.

The North Wind

The wind blows high and doesn't know the people

 

High I want to rise with the North wind,

above the rumor of the voices - above the light

of the crowded streets. Away! the warm bustle

the weak pressure of people around me!

 

I want once to be free, once infinitely free,

where there is no love and laughter around me,

no sweet voice, no look of friend’s eyes,

no softness and no melancholy and no lust.

 

I want to soar lonely in the North wind,

that blows steadily in the chilly night

big and ignorant.

Rising I want to look down

with cold eyes and impassive mouth

on what sinks beneath me forever.

 

And if the passions I have loved,

cling to my clothes and weeping

raise their face and ask me anxiously,

not to leave them alone in the night...

 

then I will loosen their cramped hands

from my robes, -and if they fall

I will not tremble at the dull thud…

 

but singing rise in the cold night.